Auteur: Beate Plenter
Harm Plenter: Winkelier (1932-1966)
Een winkel waar alles te koop was, heette een kleine bazaar of een winkel van manufacturen en galanterieën. In de Laaghalerstraat 5, vroeger D39, in Hooghalen was de manufacturenwinkel van Harm Plenter gevestigd. Op de gevel stond Mag. De Zon. De kinderen Henk en Atie (ik dus) mochten niet altijd in de winkel zijn als er klanten waren. Henk vond de winkel niks, ik was nieuwsgierig en later hielp ik ook klanten. Mijn moeder hielp in de winkel als pa reisde langs de klanten.
De winkel van Harm Plenter, Magazijn De Zon, Hooghalen
Magazijn de Zon was als winkel wel een bezienswaardigheid en klanten kwamen ogen te kort. Toeristen vonden het leuk. Als het een zomer regende en er weinig toeristen waren, scheelde dat weer in de inkomsten. Met Sinterklaas en de Kerstdagen waren de inkomsten goed. De kerstballen of poppendozen stonden tot onder mijn bed. Eens vertelde ik Roelie Hoving wat ze zou krijgen van Sinterklaas, een zonde waarover ik danig in de rats zat. Ooit gaf Plenter een folder op rijm uit. Keus genoeg in rijmwoorden: kousen en sokken, laarzen en rokken, pannen en potten, garen en band, knopen en kant, wol en katoen, werkbroek en boezeroen. Kortom, een manufacturen/galanterieënzaak of een kleine bazaar. Alles wat maar de behoefte kon zijn van een dorpsbewoner was aanwezig. Van stopwol tot stopnaald, van breipen tot gipseieren, van ondergoed tot overalls, enzovoort, enzovoort, enzovoort.
In de oorlog werd alles schaars en het assortiment mager. Men maakte van karton en hout, wat men dan beschilderde, de raarste dingen. Alles was van zeer slechte kwaliteit. Textiel was bijna niet meer te krijgen. De kinderen liepen met gestopte kousen en houten slippers of op klompen, als die al te krijgen waren bij Stoffers de klompenmaker op Graswijk. Vaak kreeg je de afdankers van een ouder kind of men ruilde kleren en schoenen. Van één jurk werden er twee gemaakt. Textiel was veel waard, maar Plenter rekende in de oorlog de gewone prijzen.
Die schaarste bleef tot jaren na de oorlog. Met zijn winkel ging het niet best. Er was een schaarste aan goederen en alles was van een slechte kwaliteit. Bovendien moest hij zijn voorraad totaal vernieuwen, want de oorlogspullen waren niks meer waard. De belastingen waren zwaar en zijn wanhoop over weer een belastingaanslag kan ik mij herinneren. Zo is er een anekdote, verteld door Roel Rijntjes de dichter, die ook belastingambtenaar was. Plenter komt aan het loket en vraagt uitstel van betaling. Hij is geëmotioneerd en vind het een vernederende gang naar het belastingkantoor in Beilen. De ambtenaar zegt dat hij het begrijpt en het uitstel van betaling zal ondersteunen en in orde zal maken. Hij zegt ook: "Ik begrijp u goed meneer Plenter, want ik ben de zoon van Sine van Essen. Zijn moeder was de arbeidersvrouw die fel strijd geleverd had in de SDAP in Meppel in de twintiger jaren en die Plenter had gekend in zijn strijd voor rechtvaardigheid. Kennelijk wist de zoon van die gezamenlijke strijd van toen. Roel Rijntjes als goed opmerker, was ontroerd, zei hij en wist zich het voorval vele jaren nadien nog te herinneren.
Na de oorlog werd er gespaard via 'de bouwkas', zoals dat toen genoemd werd, voor een nieuw te bouwen winkel. De tekeningen lagen bij ons thuis en ik had voor mijzelf al een kamer gereserveerd. Als er een bedrag gespaard was, werd het weer opgenomen omdat er voorraad moest worden betaald. Zelf is Plenter dus nooit toegekomen aan een eigen huis via de Bouwspaarkas.
'Hoeveel hebben we verdiend vandaag', vroeg hij eens 's avonds aan mijn moeder. 'Nou, niet veel want het regende', was het antwoord. 'We hebben fl. 7,45 gebeurd, zei hij vanaf de krant waarop hij in de kantlijn een rijtje van verkochte spullen had gemaakt, 'gebeurd', niet 'verdiend'. Hoeveel heb je uitgegeven bij de kruidenier?' Wat schuldig antwoordde mijn moeder dan: 'Bijna een tientje.' 'Dan komen we een rijksdaalder tekort', was zijn conclusie. Wij leefden sober, aten eenvoudig maar niet zuinig. Daar was ik, als ik bij andere gezinnen kwam, wel eens verbaasd over. Eén koekje bij de thee, vond mijn moeder het toppunt van zuinigheid. Op kleding, spullen voor het huis, was ze zuinig. Op andere dingen niet. Zo zei mijn vader eens: 'Moeder weet je wel hoeveel paar sokken ik heb?' 'Veel', antwoordde ze, want ze had geen tijd om ze te stoppen en nam dan nieuwe uit de winkel. 'Wel 80 paar en dat is toch te gek', was zijn conclusie maar ze lachtten er wel om. Boekhouden kon hij niet en zakelijk gezien was de winkel een ramp. Zijn winkelvoorraad was zo groot dat hij aan alle wensen van klanten kon voldoen. Maar alle kapitaal zat in die voorraad waarvan de verkoop, en dus de winst, te lang op zich liet wachten.
In de zomer kwamen in de vijftiger jaren steeds meer toeristen en werden er ansichten en souvernirs verkocht. Elk jaar verbleven er geestelijk gehandicapte kinderen in het kampeerhuis voor hun jaarlijkse vakantie. Alle kinderen kregen een cadeautje van Plenter als zij in de winkel kwamen om een ansichtkaart te kopen. Elke zomer kwamen zij weer en dan begroetten de kinderen Plenter als "meneer de Zon".
Gaandeweg in de vijftiger jaren kregen de mensen wat meer geld om te besteden. De TT was een hoogtepunt in de verkoop. Vlaggetjes, souvenirs, strooien hoeden en TT-petjes werden massaal verkocht. Het circuit liep voor ons huis en je mocht entree heffen. De mensen zaten in onze voortuin op planken die op stropakken waren gelegd. Tantes en ooms uit Groningen stonden in de stands in het dorp en hielpen mee met de verkoop. Kregen ze na afloop zaterdagavond honderd gulden mee, waarvan een tante later zei: 'Schandalig dat we het aannamen, want het was een heel weekloon'. Maar zo was Plenter. Weggeven, gul zijn voor anderen. Oude vrouwen die in de winkel kwamen kregen altijd een mooie zakdoek of een flesje Eau de Cologne. Plenter hield van oudere mensen en gaf ze aandacht. Vond een zuster of schoonzuster de handdoeken of kopjes in de winkel mooi, dat kreeg ze er een paar mee.
Logo Magazijn De Zon, Hooghalen
Meer over Hooghalen
Jeugd in een dorp (Een hoofdstuk uit: Hooghalen, dorp van mijn jeugd) door Beate Plenter
Winkeliers van Hooghalen, eveneens door Beate Plenter