auteur: Beate Plenter
Harm Plenter en Rie (Grietje) van der Zande
In 1928 komt Grietje van der Zande in het leven van Harm Plenter. Griet (later Rie) was het Gieterse vriendinnetje van Miny Slootheer, een dochter van de Meppelse postbode. Doordat Miny's moeder jong overleed, gingen zij en haar broertje Peter wonen bij Oom Pee en tante Mien Slootheer in het postkantoortje van Giethoorn-Noord. Jan Bernhard Worst (de componist en schilder Eugène Charmon) en zoon van de actrice mevrouw Worst had verkering met Miny. Op de ontmoetingsdag zal het gezelschap per auto zich naar Giethoorn begeven. Mevrouw Worst plaagt die dag Harm en zegt: 'Miny heeft twee heel mooie vriendinnen'. 'Dan ga ik vandaag op vrijersvoeten,' zegt Harm en plukt in Wanneperveen een bloemetje uit de berm. Het bloempje valt uit het knoopsgat. Harm ontmoet op die voorjaarsdag de zusjes van der Zande. De jongste is beeldschoon maar Harm kiest voor de stille, bescheiden en ook mooie oudste, die dan twintig jaar is. Zeven jaar jonger dan hij. Het heeft hem veel goeds opgeleverd. Ze houdt zielsveel van hem en geeft hem de ruimte om te zijn wie hij is. Het bloempje uit de berm kwam weer terug bij het stel op hun verlovingsfeest dat gehouden werd in pension Munnik. Mevrouw Worst had het gedroogd en bewaard.
In 1934 trouwen ze en beginnen ze samen een winkel in Hooghalen. 'Daar komt alweer een klant', zegt de jonge vrouw die moe werd van al dat geloop. 'Lieverd, daar moeten wij van leven', zegt Harm. Uiteindelijk groeide ze toch in de rol van winkeliersvrouw, maar echt leuk heeft ze het de eerste jaren niet gevonden. Het is een moeilijke start in crisistijd. In 1936 wordt Henk geboren. Ik (Beate) in 1939.
Giethoorn
Vier generaties in Giethoorn: Grethe Piek-Bakker (l), Beerte van der Zande-Piek (1886, 2e van links), Grietje (Rie) Plenter-van der Zande (1909-1990, 3e van links), Beate Plenter (1939- , 4e van links)
Toen ze geboren werd in Giethoorn was ze het tweede kind van zeer jonge ouders. Moeder Beerte van Zande-Piek, geboren in 1886, had op haar vijfentwintigse al 3 kinderen, uiteindelijk zouden dat er zeven worden. Vader Geert werkte hard en zorgde goed voor het gezin. Eerst woonden ze aan het Noorderpad in Giethoorn-Noord, toen wat meer in de kom van het dorp (waar later de schilder Broer woonde) en in 1928 kochten ze een huis aan de Beulakerweg. Geert werd koster van de Hervormde kerk in Noord en kreeg een baan bij de Provincie.
Meezorgen
De oudste dochter moest meezorgen in het gezin. Ze was een mooi en bescheiden kind met een zachtaardige natuur. Op school had ze het niet leuk want de strenge juffrouw porde het dromerige kind op. Toen ze negen jaar was borduurde ze haar merklap met kleine kruissteekjes. Ze hield er een levenslange afkeer van handwerken aan over. Op haar 14e had ze haar eerste dienstje in Steenwijk.
Rie van der Zande (l) als dienstje bij mevr. Mulder in Steenwijk, ong. 1924
Met bijna afgevroren oren kwam ze aan bij haar 'mevrouw' die haar leerde hoe je een huishouding moest bestieren. Veertien jaar en zorgen voor anderen. Leuk vond ze het niet, ook niet in haar latere betrekkingen in Arnhem, Groningen en Zwolle. Ze woonde dus al op jonge leeftijd ver van huis en was er niet helemaal gelukkig. Wel waren het grote villa's waar ze terecht kwam en men hield wel van het mooie, beschaafde meisje. Eenzaam was ze ook en slechts een keer per maand reisde ze naar huis. Op haar twintigste ontmoette ze haar Harm ('Harry' in Giethoorn) en werd meteen verliefd. Hij was hoffelijk en vriendelijk en kon onmiddellijk goed opschieten met zijn schoonouders, die ook later veel om hem gaven. Vijf jaren waren ze bij elkaar voordat in in 1934 in Zwolle het huwelijk gesloten werd.
Hooghalen
Als winkeliersvrouw in Hooghalen had ze een dubbele taak. Harm reisde nog voor verschilldende firma's en de winkel was dus haar wereld. In 1936 wordt Henk geboren (Hindrik Alexander, genoemd naar Hindrik Plenter en Aaltje Weites, de Groningse grootouders) en in 1939 Atie (Beate Gerda, genoemd naar de Giethoornse grootouders Beerte en Geert).
Een lieve moeder met veel humor en tederheid. Ze bleef bescheiden, ook in haar rol in het dorp. Af en toe kwamen familieleden van beide kanten op bezoek. Dan werd er Gieters of Gronings gesproken. De directe en vrolijke Plenters en de wat rustiger Gietersen verschilden nogal in gedrag. Haar vier zusters woonden verspreid in Arnhem en Almelo. Er werden veel brieven geschreven en 's zomers kwamen sommigen logeren. Vooral haar zuster Gerrie die 2 jaar jonger was (1911) en waar ze samen mee opgroeide was haar liefste zus. Toen Gerrie stierf in 1947 gaf dat veel verdriet.
Gerrie van der Zande (zittend links), Rie van der Zande (2e van links). Hervormde Meisjesvereniging Giethoorn, omstreeks 1925.
In het dorp was Rie lid van de Bond voor Plattelandsvrouwen en zangvereniging Advendo. Samen met Harm zongen ze ook veel thuis en bij een latere bandopname kunnen we horen dat ze door dat vele zingen geoefende stemmen hebben gekregen. Rie was muzikaal en zong zowel de eerste alsook de tweede stem. Haar sopraan was warm en diep, mezzo dus.
Van Harm leerde ze over politiek en literatuur. Ze kon uitstekend luisteren en had een goede mensenkennis, meer dan haar man die iedereen vertrouwde. Zij was voorzichtiger in haar contacten.
Harm Plenter en Rie van der Zande voor hun huis in de Laaghalerstraat, Hooghalen, omstreeks 1950
Onrechtvaardigheid maakte haar boos en ze werd socialist met opvattingen waar je respect voor kon hebben. 'Het deugt niet', was haar bescheiden commentaar. Maar dat uitte ze alleen in de vertrouwde kring. Haar gevoel voor humor was aanstekelijk. Met haar fonkelende bruine ogen was het grappig om te zien als ze lachtte om de dingen die om haar heen gebeurden. 'Ze heeft veel gevoel voor humor', zei Harm, die daar dan weer van genoot.
Samen traden ze ook voor het voetlicht, maar echt plezier had ze daar niet in. Zingen in het koor vond ze wel fijn. Bij een concours, zei Hilly uit het dorp en toen 14 jaar oud: 'Vrouw Plenter wat zung ie prachtig'. Met zo'n compliment was ze blij.
Winkel
Magazijn De Zon, Dorpsstraat Hooghalen. Op de deur staat in de bekende geknipte letters van Harm Plenter: 'Japon Fant schorten'. Dat waren gebloemde schorten, voor die tijd erg modern. Oudere vrouwen droegen zwarte schorten.
Het was niet gemakkelijk om je brood te verdienen in die jaren voor en na de oorlog. Tijdens de oorlog was er wel geld, want je kon toch niets kopen. Harm koopt af en toe een schilderij. Om kleren geeft Rie niet. Harm neemt af en toe wat voor haar mee uit Groningen. Rie moppert over klanten die slecht betalen of nooit in de winkel komen. Ze begrijpt niet waarom dat is en neemt het mensen kwalijk dat ze wel voor andere zaakjes haar man nodig hebben. Het gekke is dat zij degene was die agressiever reageerde op vervelende klanten dan haar man. Het dorp heeft dat nooit geweten en vond haar zachtaardig. Later zei ze wel dat ze zich meer had moeten uiten en teveel overliet aan anderen. In een gesprek over de Tweede Wereldoorlog: 'Ik heb te weinig begrepen en gedaan', zei ze toen ze al oud was. Want eerlijk was ze ten opzichte van zichzelf en haar eigen handelen.
Kinderen
Trots en blij was ze met haar kinderen. Veiligheid gaf ze en goede zorg. De intellectuele vorming liet ze aan haar man over. Maar zij leerde ons over vogels, over mensen en hun gedrag en wat houden van en tederheid is.
Verpleeghuis
Eind 1986 ging Rie naar het verpleeghuis. Ik kon niet meer voor haar zorgen, want ze werd steeds meer hulpbehoevend. Tijdens mijn korte vakantie hadden Harro en Theo met hun vriendinnen voor haar gezorgd. Gewassen, gedoucht en naar de wc geholpen, aangekleed, etc. Dat vond ze heel prima en ze was wel trots dat haar kleinzonen dit voor haar wilden doen. Maar het werd te zwaar om alleen voor haar te zorgen. Hele dagen zat ze op haar rieten stoel te wachten tot ik thuis kwam. Twee hulpen van school waren er, 's morgens en 's middags kwam een leerling met haar theedrinken of wandelen. Eens douchte ik haar en toen viel ze. Ik viel mee maar had wel een stijve rug. Als ze viel giechelde ze en hield zich dus slap.
Haar wegbrengen naar het verpleeghuis was moeilijk. Ze was zo trots op mijn huisje in de Weerdstraat, maar het kon zo niet langer. Ik ging er zelf aan onderdoor. Ze was niet dement. In het verpleeghuis begreep ze pas wat dement zijn was. Ze was blij dat ze dat tenminste niet was en ze begreep heel goed wat er om haar heen aan de hand was met demente mensen. Ze moest wel eens lachen om de dingen die ze hoorde van anderen en zag naast de tragiek er ook de humor van in. Ze had ook medelijden met mensen die leden onder hun dementie en eenzaam en verward waren. Ze kon niet meer praten, lezen, eten, lopen maar alleen maar goed horen. Tot op het laast hield ze haar gevoel voor humor. Toen ze in het verpleeghuis Reggersoord in Meppel zat (bijna 4 jaar), was ze nog betrokken bij alles en iedereen. Op het laatst versufte ze omdat er geen prikkels meer waren. Ze begreep wel alles. Op het eind kreeg ze longontsteking. Volgens de dokter sterven mensen met een sterk hart meestal daaraan. Ze kreeg al morfine. Wij zaten dagelijks naast haar bed en probeerden haar te laten voelen dat we er waren. We zongen de oude liedjes. Henk sliep in zijn busje naast het ziekenhuis. 's Avonds streken daar de ooievaars neer van het station in De Wijk. 'Als ze 's morgens opstijgen is het hier net Schiphol', zei Henk. Ze grinnikte even op dit grapje. Ze kreeg steeds meer morfine. Toen ze na twee weken bijna niet meer kon ademen gaf ze het op. Met tussenpozen stopte haar adem. Wij zongen 'Schlafe mein Prinzchen, schlaf ein', het lied dat ze zelf zo prachtig kon zingen. Wij hoopten dat ze het kon horen.