auteur: Beate Plenter
Jeugd in een dorp
Dit is een hoofdstuk uit het boek Hooghalen, dorp van mijn jeugd, Klencke Pers, Emmen, 2007
Ik zou een jaar van mijn leven willen geven, als ik daarvoor in ruil nog even een paar dagen kon rondlopen in het dorp van mijn jeugd. Ik zou dan de vragen die ik heb kunnen beantwoorden, de gezichten beter in mij opnemen, de omgeving nog beter verkennen en ik zou anders met de mensen die er toen waren, omgaan. Niet dat ik van veel dingen spijt heb, maar toch.
Film
Hoe zat het nou precies in elkaar in dit Drentse boerendorp aan de spoorlijn met die beruchte aftakking naar een kamp. Hoe gingen de mensen met elkaar om? Was dit dorp te definiëren zoals ik het nu zie. Nostalgische gevoelens over het verleden zijn altijd vals en sterk gekleurd. Maar op de filmavond in het dorpshuis in maart 2005, hoor ik de geluiden van de toeschouwers bij het zien van al die bekende beelden en gezichten. Er gaat af en toe een zucht door de zaal. Die zucht is niet bij elk beeld hetzelfde. Soms klinkt het meewarig, soms vertederd, soms is het of men even de adem inhoudt. De dorpsstraat, de kinderen op het schoolplein. Nu pas besef je hoeveel je van je klasgenootjes gehouden hebt en hoe vertrouwd je jeugd was op het schooltje in de dorpsstraat.
Het beeld van Gerrit met zijn bakkerskar met het paard waarop je soms mocht zitten. Zijn vrouw Jantie werd altijd met haar meisjesnaam genoemd; Jantie Evers. Hun enige zoon verongelukte omdat hij de trein met zijn dove oren niet hoorde aankomen. De bus met kinderen kwam terug van het jaarlijkse schoolreisje en de kinderen hoorden het afschuwelijke bericht. Een moment van schrik en verdriet dat ze nooit meer zouden vergeten. Het dorp rouwde om Warmolt Wiggering.
's Zondagsmiddags gingen we later wel eens theedrinken bij de ouders, alsof wij kinderen begrepen dat we een gemis moesten verzachten...
Duizenden herinneringen en gedachten van de toeschouwers veroorzaken de geluiden die bij de beelden te horen zijn. Gelach om iemand die men wel mocht. Mededogen bij de beelden van klasgenoot Lambert die al dood is. Zijn stem die de namen noemt van de dorpsgenoten die gefilmd worden. Oude Wijma met zijn zwarte petje, een fietsende vrouw die er al lang niet meer is, Henderkie van Lammert Oost voor haar huis. Mensen die leefden in een periode waarvan ik getuige ben geweest. Maar zij, de ouderen in mijn jeugd waren van een andere generatie. Zij hadden nog geleefd in dat toen al verdwijnende Drenthe. Zij waren geboren in een vorige eeuw. Ik heb ze aan het eind van hun leven gekend. Ik heb het nog even gekend die tijd en draag de beelden met mij mee.
Een breiende vrouwenvereniging, de voetballende jongens die nu al lang grootvader zijn. Het mooiste meisje van het dorp en opeens een gedachte die je toen niet had: wat had die oude man een vriendelijk gezicht.
Ikzelf als korfballende veertienjarige. De winkel van mijn vader en moeder. Het geroezemoes dat ontstaat in herkenning van zijn typische gedrag, als mijn vader een klant een truitje laat zien. Gespeeld omdat hij snapt dat film beweging nodig heeft. Mijn lachende moeder die een lap stof uitspreidt op de toonbank in onze merkwaardige winkel. Och, vrouw Plenter, klinkt het in de zaal.
Mijn moeder
Intimiteit is het woord dat bij mij opkomt. We kenden elkaar en waren getuige van elkaars leven. Het was dichtbij. Je kende een heel dorp en wist waar iedereen woonde en hoe ze leefden. Je had in grote lijnen weet van hun opvattingen en eigenaardigheden en je was op de hoogte van hun vreugde en verdriet. Die heeft een kind verloren en deze vrouw was een tweede moeder in een gezin, omdat haar voorgangster zich onder de trein wierp. Als kind weet je zulke dingen wel, nu pas begrijp je hoe de werkelijkheid geweest moet zijn.
De intimiteit en sociale controle was sterk. Intimiteit brengt ook het onvermogen aan het licht. Daar stond je met je neus bovenop. De afgunst, het stands-geloofsverschil, de ijdelheden, vooroordelen en de starheid. Het was er allemaal.
En toch. Waarom ben ik nog steeds gelukkig met het feit dat ik in dit dorp geboren ben? Wat maakt dat ik nog steeds nieuwsgierig ben naar verhalen. En waarom knijpt mijn keel dicht als ik met de trein langskom en Hooghalen als enige dorp lang de route, bedekt is met een laagje sneeuw? Kijk toch hoe bijzonder!
Ik groet mijn ouders die bergraven liggen op het kerkhofje als ik langs rij op de A28. Dag Pap, dag lieve Mam!
Ik wil horen over het wel en wee van de mensen die er nu nog wonen. Ik vertel mijn kinderen hoe het was. Het is een film zonder beelden die ik hen voorschotel. Glimlachend horen zij mij aan.
Natuurlijk heb ik heimwee naar het oude en vertrouwde beeld uit mijn jeugd. Maar dat is niet genoeg om te verklaren dat altijd een vreemd verlangen naar Hooghalen in mij opwelt als ik eraan denk en er kom. Een geur, een beeld, een gezicht kan dat verlangen oproepen en zo word ik een geïnteresseerde buitenstaander. Misschien wil ik doordringen in wat het dorp voor mij betekent en betekend heeft.